Aarnout Brombacher

'In de 25 jaar die ik als hoogleraar aan de Technische Universiteit in Eindhoven werk, heb ik sport, en dan met name de breedtesport, als een dankbaar onderzoeksgebied omarmd. Bewegen, mits op een goede manier, is ongelooflijk belangrijk. Voor de volksgezondheid in het algemeen, voor het individu in het bijzonder. Ik merk dat ook in mijn vrije tijd, waarin ik actief ben als atletiektrainer van mensen met een maatje meer, en van een groepje verder gevorderden. Ik merkte dat dataonderzoek in met name de breedtesport een enorm onontgonnen terrein was. We leven echter in een ontzettend boeiende tijd, een tijd vol data-explosies. Als we mensen, bijvoorbeeld tijdens de Marathon van Eindhoven, vragen te participeren, krijgen we enorm veel respons. Na elk onderzoek hebben we weer vijf keer meer data dan bij vorig onderzoek, en dat blijft zich maar vermenigvuldigen. Er is zoveel meer informatie beschikbaar, die moeten we - binnen de privacywetten - goed benutten.
Er is jarenlang vooral gezegd dat de breedtesport kan leren van ontwikkelingen in de topsport, maar door de enorme hoeveelheid data die in de breedtesport verzameld wordt, is het inmiddels zeker ook andersom het geval. Als je één topschaatser test, heb je alleen zijn gegevens, terwijl je bij een marathon de informatie van duizenden lopers kunt verzamelen. Waar topsporters elkaar nauwelijks ontlopen, een enorm homogene populatie zijn, zitten er in die groep marathonlopers veel meer extremen. Die gegevens kunnen ons veel leren, ook over bijvoorbeeld fysieke en emotionele ontwikkelingen onderweg. Uit de gegevens van breedtesporters is voor toppers misschien wel veel meer te leren over voorbereiding en herstelgedrag dan tot nu toe werd gedacht. Nu al komt er veel informatie samen binnen de Sport Data Valley, er ligt een enorme uitdaging om al die data nu ook juist te analyseren en begrijpelijk te maken, voor coaches en hun sporters, voor wetenschappers, de gezondheidszorg en medische wereld.'